Formularium
psychofarmaca ouderenpsychiatrie
Maart 2003
Inhoud
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding, verantwoording,
toelichting
Hoofdstuk 2: Medicatie bij depressie
Hoofdstuk 3: Medicatie bij bipolaire
stoornis
Hoofdstuk 4: Medicatie bij psychose
Hoofdstuk 5: Medicatie bij angststoornissen
Hoofdstuk 6: Slaapmedicatie
Hoofdstuk 7: Medicatie bij delirium
Hoofdstuk 8: Medicatie bij dementie
Synoniemenlijst
Hoofdstuk
1: Inleiding,
verantwoording, toelichting
1.1 Inleiding
Voorschrijfbeleid
Dit formularium is bedoeld voor de
ouderen-GGZ en de verpleeghuizen.
Met dit formularium willen we proberen ons
eigen voorschrijfbeleid voor medicatie te uniformeren en te rationaliseren.
Bovendien willen we dit formularium gebruiken bij het adviseren over medicatie
aan anderen die ouderen met geestelijke problematiek geneesmiddelen
voorschrijven. In elk hoofdstuk wordt per ziektebeeld de toe te passen
medicatie behandeld, de dosering en vervolgens een toelichting op die
medicatie.
Hoofdstuk 7 over dementie heeft echter een
apart karakter. Dementie komt onder ouderen veel voor, vaak is sprake van een
samengaan met andere psychiatrische ziektebeelden. Daarom wordt juist op die
combinatie van ziektebeelden nader ingegaan en wordt een meer uitgebreide
toelichting gegeven dan in de overige hoofdstukken.
1.2 Verantwoording
Bronnen
Voor het samenstellen van dit formularium is
gebruik gemaakt van diverse bronnen. Ten eerste is geprobeerd aan te sluiten bij
de bestaande praktijk en ervaringen. Daarnaast is geput uit de richtlijnen van
de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, uit nieuwe wetenschappelijke
publicaties, uit het Farmacotherapeutisch Kompas.
Keuzes
Bij het maken van keuzes hebben steeds verschillende
factoren meegewogen. Uiteraard de kwaliteit van het middel in relatie tot
het ziektebeeld en de bijwerkingen, maar daarnaast ook het voorschrijf- en
toediengemak en de te verwachten therapietrouw, de prijs van de geneesmiddelen
en ook de ervaring die ermee opgedaan is in de eigen kring. Uiteraard is ook
zoveel mogelijk rekening gehouden met de specifieke ouderenaspecten van
medicijnen, qua werkzaamheid en bijwerkzaamheid. Er is dus niet
één factor verheven boven de andere. Voor bijvoorbeeld de effectiviteit
van antidepressiva geldt dat de meeste middelen eigenlijk niet voor elkaar
onderdoen. Aspecten als bijwerkingen, maar ook de prijs gaan dan bij de keuze
een grotere rol spelen. En wellicht is het voor een verantwoord
voorschrijfbeleid nog belangrijker dat een arts middelen voorschrijft die hij
of zij kent en waarvan hij de valkuilen heeft ervaren, dan dat de arts steeds
weer opnieuw zich conformeert aan "nieuwe" inzichten en daardoor
nooit ervaring met een middel opbouwt.
Nog een kant van het maken van keuzes is dat
de praktijk leert dat nieuwe middelen onveiliger "worden", naarmate
ze langer in gebruik zijn. Hoe meer een middel gebruikt wordt, hoe meer kans er
is dat een zeldzame bijwerking zich gaat openbaren.
We zijn ons bij het opstellen van het
formularium steeds bewust geweest van deze nuanceringen die het maken van
keuzes bemoeilijken en zijn ons evenzeer bewust van het feit dat de gemaakte
keuzes in zekere zin arbitrair zijn. Daarmee is ook gezegd dat het formularium
een eindige houdbaarheid heeft.
1.3
Toelichting
Diagnose stellen
Het formularium bevat alleen protocollen
voor het voorschrijven van geneesmiddelen. Er wordt van uit gegaan dat de
voorschrijvende arts zelf vaststelt dat er sprake is van het betreffende
ziektebeeld. Het gaat in dit formularium dus niet over het stellen van een
diagnose.
Ervaring
Ook is er bij het opstellen vanuit gegaan
dat het formularium wordt gebruikt door artsen met meer dan voldoende ervaring
met het voorschrijven van geneesmiddelen aan ouderen. De eigenheden van deze
doelgroep op het gebied van farmacotherapie, zowel farmacokinetisch als
farmacodynamisch, worden bekend verondersteld. Verwezen kan nog worden naar het
betreffende hoofdstuk in het Farmacotherapeutisch Kompas, waarin deze
informatie kort is samengevat. In individuele gevallen kan het zijn dat er
afgeweken moet worden van de genoemde doseringen.
1.4 Samenstelling
Het formularium is tot stand gekomen door
samenwerking tussen,
E. Starreveld, verpleeghuisarts Zorgspectrum
Het Zand namens de verpleeghuizen in Zwolle
H. Venema, ouderenpsychiater Zwolse Poort,
Zwolle
J. Geerling, sociaal geriater, afdeling
Ouderen RIAGG Zwolle
J. Aberson, sociaal geriater, afdeling
Ouderen RIAGG Zwolle
Hoofdstuk
2: Medicatie bij depressie
2.1 Antidepressiva
Toelichting
op de doseringen
Stap I
mirtazapine:
30 mg a.n., na 6 wkn. evt.
ophogen ® max. 60 mg
(bij enige verbetering)
citalopram:
dag 1-10 10 mg ’s ochtends,
na 10 dagen 20 mg 's ochtends. Zo nodig verder ophogen tot maximaal 60 mg. Cave
onrust, dan met benzodiazepine
combineren, bijv. oxazepam 2
à 3 x
10 mg
clomipramine:
starten met 1 dd 25 mg; per
3 dagen 25 mg erbij tot max 75 mg òf starten
met 25 mg en per week 25 mg toevoegen tot 75
mg dd.
venlafaxine 1 tot 2 dd 37,5 mg (75 mg XR) max. 150 mg
(XR)
Stap II
nortryptiline: Klassiek middel met vooral noradrenerge
werking, starten met 1 dd 10 mg;
per 3 dagen 10 mg erbij tot max 75 mg; of op
geleide van bloedspiegel
Stap III
lithium toevoegen. Volgens richtlijnen NVvP door de
specialist in te stellen.
Stap IV
tranylcypromine (klassieke MAO
remmer): Instellen door specialist
Opmerkingen
Handleiding bij de beslisboom
* mirtazapine heeft een serotonerge en noradrenerge
werking. citalopram heeft een
serotonerge
werking. venlafaxine heeft een
serotonerge werking. Bij hogere doseringen (vanaf 150 mg) ook een noradrenerge
werking.
* mirtazapine, citalopram en venlafaxine
zijn tamelijk duur in vergelijking met de klassieke antidepressiva. Bij
gebudgetteerd voorschrijven kan dit een overweging zijn om voor clomipramine te kiezen (bij stap I).
* Voordeel
van citalopram is dat het
waarschijnlijk minder interacties met andere geneesmiddelen
geeft.
* mirtazapine heeft mede een sederende
werking
* Bij
de meeste middelen geldt dat voorschrijven voor de nacht het beste is omdat men
dan de bijwerkingen minder ervaart. citalopram
vormt een uitzondering op deze regel.
* Bij
een psychotische depressie lijkt het aangewezen te kiezen voor een TCA (clomipramine) evt. met toevoeging van
een antipsychoticum.
* Bij
dementie worden geen anti-cholinerg werkende middelen gegeven, dus bijvoorkeur
geen TCA’s.
* lithium kan zowel met een klassiek antidepressivum als met een
modern antidepressivum worden gecombineerd.
* Als
tussenstap tussen stap I en stap II kan eventueel voor de combinatie mirtazapine/venlafaxine gekozen worden.
* Mocht er eerder behandeld
zijn met een TCA, dan verdient het de voorkeur als stap II een modern
antidepressivum te geven.
Diversen
* Bij
de oudere TCA's zijn spiegelbepalingen zinvol als bij een "normale"
dosering geen resultaat is bereikt. Als de spiegel therapeutisch is, overgaan
op volgende stap. Indien subtherapeutisch dosis verhogen. Spiegelbepalingen
zijn duur.
* Werkzaamheid
van een middel beoordelen na acht weken gebruik van een adequate
dosering. Daarna pas spiegelbepaling of switchen.
* Afbouwen met een werkzaam
gebleken middel kan 6 maand nadat verbetering intrad, bij een eerste episode.
* Als
er sprake is van een tweede of verdere episode in het leven van de cliënt,
is stoppen van een werkzaam gebleken middel af te raden.
* Als
er een recidief is, wordt therapie gestart met een bij deze cliënt in de
vorige episode werkzaam gebleken middel.
* Bij
stap 3 en 4 zeker doorverwijzen naar de tweede lijn.
Hoofdstuk 3: Medicatie bij bipolaire stoornissen
3.1 Acute manie zonder psychose
Schema
/ beslissingsboom medicatie:
Toelichting op de doseringen
Stap I
lithium door specialist in te stellen
valproinezuur door specialist in te stellen
carbamazepine door specialist in te stellen
Stap II
lithium door specialist in te
stellen
valproinezuur door specialist in te stellen
carbamazepine door specialist in te stellen
Stap III
lithium door specialist in te stellen
valproinezuur door specialist in te stellen
carbamazepine door specialist in te stellen
Acute manie met psychose
Bij een acute manie met
psychose een antipsychoticum toevoegen. Haloperidol
2x1mg tot 2x2½ mg, risperidon
½ - 3 mg. Evt. bij ernstige agitatie ook nog een benzodiazepine
toevoegen, oxazepam 3 x 10 mg of dipiperon 20 mg tot max 3 dd 40 mg.
Ambulant kan bij een acute manie ook met een anti-psychoticum gestart worden,
zo spoedig mogelijk gevolgd door een stemmingsstabilisator.
3.2 Acute (bipolaire) depressie
Schema / beslisboom medicatie
Toelichting op de doseringen
Stemmingsstabilisatoren
dienen door een specialist ingesteld te worden (zie hoofdstuk 3.1). Ambulant
beginnen met een antidepressivum heeft geen nut, gezien het ontbreken van een
korte termijneffect en brengt het vaar met zich mee, dat patiënt doorschiet
richting een manie (cave rapid cycling).
Hoofdstuk 4: Medicatie bij Psychose
Protocol farmacologsiche behandeling van de
psychotische stoornis
Schema / beslisboom medicatie
Toelichting op de doseringen
Stap I
haloperidol 2 x 1 mg tot max. 2 x 2 ½ mg
risperidon,1 x ½ mg tot max. 3
mg of
quetiapine
startdosering 25 mg dd; ophogen met stappen van 25 mg dd 1 à 2
dagen op geleide van het klinische beeld tot max. 300 mg dd.
Stap II
clozapine, starten 1 x daags 12,5 mg, vanaf
dag 3 2 x 12,5 mg, daarna geleidelijk verhogen
op geleide van klinisch beeld en/of bloedspiegel.
Overige opmerkingen
* Bij
gebruik van clozapine moet
regelmatig het witte bloedbeeld worden gecontroleerd in verband met het gevaar
van leucopenie
* Bij
twijfel over de medicatietrouw kan eventueel penfluridol
worden voorgeschreven 20 mg/week. Dit kan door een familielid of een
professional worden gegeven.
* Bij
parkinsonisme of lewy body moet quetiapine
worden overwogen. Van de bekende atypische neuroleptica lijkt quetapine de
minste extrapiramidale bijwerking te hebben.
* Start
dosering 25 mg per dag. Ophogen in stappen van 25 mg per 1 à 2 dagen op
geleide van het klinische beeld tot maximaal 30 mg per dag.
Hoofdstuk 5: Medicatie bij Angststoornissen
5.1 Paniekstoornis
Schema
/ beslisboom medicatie
Toelichting
op de doseringen
Stap I + 1A
paroxetine: 10 mg tot max. 60 mg
oxazepam: 3x10mg of
alprazolam: 3X0,25 mg
Stap II
citalopram: 10 tot maximaal 60 mg. (zie pagina 5)
Stap III
clomipramine: starten met 1 dd 25 mg. Dosering verder
ophogen op geleide van klinisch beeld tot een max. dosering van 75 mg dd.
Stap IV
aprazolam: 3X 0,25 mg tot max 3x0,5 mg
5.2 Gegeneraliseerde sociale fobie
Hiervoor gelden dezelfde stappen en
doseringen als bij de paniekstoornis.
5.3 Obsessief
compulsieve stoornis
Schema
/ beslisboom medicatie
Toelichting
op de doseringen
(zie paniekstoornis). Is er sprake van
comorbide psychose, combineer dan SSRI met antipsychoticum.
Opmerkingen
Als de angstklachten niet afnemen, moet
paroxetine worden vervangen door citalopram.
Als de angstklachten wel afnemen, maar de psychotische verschijnselen niet, dan
moet een antipsychoticum worden toegevoegd nl. haloperidol, risperidon
of quetiapine. Indien dat ook
onvoldoende effect heeft, moet paroxetine
worden vervangen door een andere SSRI, nl. citalopram of door clomipramine.
5.4 PTSS
(Post Traumatische Stress Stoornis)
Schema / beslisboom medicatie
Toelichting
op de doseringen
Stap I
temazepam: 10-20 mg
oxazepam: 3x10mg
paroxetine: 10 -60 mg
Stap II t/m stap III:
citalopram: dag 1-10 10 mg ’s ochtends, na 10
dagen 20 mg ’s ochtends. Zo nodig verder ophogen tot maximaal 60 mg. Cave
onrust, dan met benzodiazepine
combineren, bv. oxazepam
clomipramine: starten met 1 dd 25
mg; per 3 dagen 25 mg erbij tot max. 75 mg of starten met 25 mg en per week 25
mg toevoegen tot 75 mg daags.
venlafaxine 1 tot 2 dd 37,5 mg (75
mg XR) max. 150 mg (XR).
Een stemmingsstabilisator moet door een
specialist worden ingesteld.
Opmerkingen
MAO-remmer panuate kan alleen met een artsenverklaring worden voorgeschreven.
Stemmingsstabilisator: valproinezuur,
door specialist in te stellen.
5.5 Gegeneraliseerde
angststoornis
Schema / beslisboom medicatie
Toelichting
op de doseringen
Stap I
alprazolam: 3x0,25 tot 3x,5 mg
oxazepam: max 3x 20 mg
buspiron: 2x5mg tot 3x10mg daags
venlafaxine: 1 tot 2 dd 37,5 mg (75 XR) max 150 mg (XR)
Stap II
Voor doseringen zie onder stap I.
Opmerkingen
Angststoornissen algemeen
* Bij
angststoornissen worden bij voorkeur SSRI's gebruikt, gevolgd door TCA's en benzodiazepinen.
* Antipsychotische
middelen worden niet gebruikt.
* Bij
de start van antidepressiva wordt begonnen met de halve dosering (SSRI) of een
derde dosering (TCA) om de patiënt te laten wennen en zo bijwerkingen te
voorkomen.
De
max dosering ligt ( bij OCS) hoger dan bij depressie.
* Om te bepalen of een
medicament werkzaam is moet het effect gedurende een periode van 6 tot 12 weken
beoordeeld worden.
* Bij
wisselen van het ene SSRI naar het andere SSRI moet een afbouwperiode van twee
weken in acht genomen worden. Na 1 week afbouwen (voor fluoxetine geldt 2 weken) kan het volgende medicament worden
gegeven. Indien na SSRI (een TCA of) MAO wordt overwogen moet na afbouw
tenminste 1 week (fluoxetine 4
weken) worden gewacht alvorens te starten.
* In principe wordt een
werkzaam gebleken SSRI of TCA voor langere tijd (jaren) gehandhaafd.
* benzodiazepinen dienen vlot afgebouwd te worden vanwege
verslavingsrisico en vanwege
gewenning. Behandelduur met benzodiazepinen
maximaal 8 weken.
* Bij
angststoornissen wordt behandeling met geneesmiddelen bij voorkeur gecombineerd
met andere niet farmacotherapeutische behandelstrategieën bijv.
gedragstherapie.
Hoofdstuk 6: Slaapmedicatie
Schema
/ beslisboom slaapmedicatie
Toelichting
op de doseringen
Stap I
temazepam:
10mg a.n. max 20mg
lormetazepam:
1 mg a.n., max 2 mg
Stap II:
trazodon: 50 – 100 mg a.n.
pipamperon: 20-40 mg. a.n.
zolpidem: 5 – 10 mg a.n.
Opmerkingen
Ook bij slaapmedicatie geldt dat
rekening gehouden moet worden met gewenning en verslaving. Cave vallen bij het
uit bed komen t.g.v. spierverslapping.
Hoofdstuk 7: Medicatie bij delirium
7.1 Inleiding
Een delirium heeft
in principe een onderliggende medische oorzaak. Deze moet dan eerst behandeld
worden om het delirium blijvend te bestrijden.
Cave multiple
pathologie.
Mogelijke oorzaken
van het delirium zijn
·
Medicijnenintoxicatie/verandering van de
medicatie
·
urineweg/luchtweginfectie
·
slechte voedingsintake, dehydratie
·
CVA/TIA
·
Hoofdtrauma/subduraal hematoom
·
Pijn
·
Obstipatie
·
Metabole ontregeling
·
decompensatio cordis
·
orthostatische hypotensie
·
COPD
·
Hypothyreoïdie/hyperthyreoidie
·
Diabetes (ontregeld)
·
alcoholonthouding/misbruik
·
sensorische deprivatie
Ga in ieder geval
na of er recent een medicatiewijziging is geweest, die het delier zou kunnen
verklaren.
Ook niet-fysieke
stressoren kunnen voor een delier verantwoordelijk zijn. Vraag na of er
stressoren in de omgeving zijn, bijvoorbeeld verhuizing. Vraag ook na of er
psychosociale stressoren zijn, bijvoorbeeld tekort aan structuur, gebrek aan
bezigheden, vereenzaming/sociale deprivatie etc.
7.2 Medicamenteuze behandeling/interventie:
Delirium ® allereerst oorzaak van een delier
bestrijden, zo nodig psychofarmaca.
Eerste keus
haloperidol starten met 2 dd 1 mg – 2 x 2½
mg of
risperidon, max. 3 mg.
Tweede keus
quetiapine startdosering 25 mg/dag; ophogen in stappen van 25 mg per 1 à 2 dagen op geleide
van het klinische beeld tot max. 300 mg/dag
NB: bij een delier
ten gevolge van onttrekking van benzodiazepines: schrijf een kortwerkend
benzodiazepine voor: bijvoorbeeld lormetazepam.
Hoofdstuk 8: Medicatie bij dementie
8.1 Delirium
bij dementie
Het is belangrijk
om eerst uit te sluiten of de onrust/agitatie bij dementie niet berust op een
delirium.
Zie voor de
behandeling van een delirium hoofdstuk 7.
8.2 Psychoe bij dementies
Eerste keus
haloperidol, starten met 2 dd 1mg. Met name in een acuut
stadium starten met een conventioneel middel.
Tweede keus
risperidon, starten met 1 à 2 dd 0,5 mg. Met name
voor de langere termijn.
Voor dosering zie hoofdstuk 8.9
Eventueel kan rivastigmine ingezet
worden.(Voor dosering zie hoofdstuk 8.9)
Bij parkinson
(dementie) en lewy body dementie wordt quetiapine
aanbevolen.
(Voor dosering zie
hoofdstuk 4.)
8.3 Depressie bij dementie
Ernstige depressie
met antidepressiva behandelen.
Eerste keus
“modern”
middel.
citalopram of mirtazapine voor dosering
zie AD protocol (hoofdstuk 2).
Bij een
psychotische depressie antipsychoticum bijvoegen.
8.4 Angst bij dementie
Acuut: benzodiazepine: oxazepam 3 dd 10 mg.
Lange termijn: buspiron tot 20 mg daags of trazodon 1 dd 50 mg tot 100 mg
a.n.
8.5 Dagnachtritme, (in)slaapproblemen bij
dementie
Eerste keus
pipamperon 20 mg a.n. – evt naar 40 mg.
Tweede keus
trazodon 1 dd
Eventueel
benzodizepine toevoegen, temazepam
10-20 mg. a.n., lormetazepam 1 mg
a.n.
8.6 “Sundowning” bij dementie
Hiermee wordt de
toename van de onrust, hallucinaties aan het eind van de middag/avond bedoeld,
als het donker wordt.
Eerste keus
bij hallucinaties: haloperidol, risperdon of quetiapine
(zie hoofdstuk 8.2)
resperdal
Bij onrust/weg
willen: trazodon 50-100 mg
risperidon 2 x ½-1 mg
pipamperon 20-40 mg daags
8.7 Agressie bij dementie
Eerste
keus
haloperidol
of risperidon (Voor dosering zie hoofdstuk 8.2)
pipamperon 20 mg – 40 mg
Tweede
keus
trazodon
50 – 100 mg a.n.
valproinezuur (in te stellen door specialist)
carbamazepine (in te stellen door specialist)
8.8 Aspecifieke onrust en gedragsstoornissen
bij dementie
Screen op eventuele
neuropsychiatrische (specifieke) symptomen, met name
-
psychose
-
depressie
-
angst
-
inslaapproblemen
-
“sun-downing”
Is dit
niet aan de orde, dan is de onrust te benoemen als aspecifieke uiting van de
dementie. Het wordt aanbevolen om zowel medicamenteus, als ook niet medicamenteus
te interveniëren bij onrust/agitatie bij dementie.
Medicatie
Eerste keus
pipamperon 2 x 10 mg tot max. 3 x 40 mg
Tweede keus
haloperidol 2-5 mg
Bij niet
medicamenteuze interventies valt te denken aan:
·
psycho-educatie zorgdragers
·
structurering bijvoorbeeld dagritme, rust.
·
Psychomotorische therapie.
·
Herkenningstekens in de omgeving.
·
Gedragsinterventies bijvoorbeeld loopcircuit
op dagbehandeling.
·
Muziektherapie.
Bij gedragsstoornissen bij Lewy body dementie wordt rivastigmine aanbevolen.
8.9 Anti-Alzheimermiddelen
Voor het voorschrijven van deze nog nieuwe
middelen zijn door het CVZ uitgebreide voorschriften gegeven. Die behelzen de
zorgvuldigheid van de diagnostiek en de contra-indicaties. Met nadruk wordt gewezen
op de noodzak van goede voorlichting en op instemming die nodig is alvorens
overgegaan kan worden tot het voorschrijven van deze middelen, als ook het
doen van een nulmeting en het evalueren van het resultaat ervan.
Nadrukkelijk wordt in het protocol vermeldt
dat het voorschrijven van anti-Alzheimermiddelen ingebed dient te zijn in
een groter geheel van begeleidingsmethoden.
Heel nadrukkelijk staan ook de criteria die
ertoe moeten leiden dat het voorschrijven weer gestaakt wordt in het
protocol beschreven.
Voor de voorbereiding van de behandeling
verwijzen we naar het volledige protocol.
Als na de benodigde voorbereiding overgegaan
wordt tot voorschrift van rivastigmine
geldt de volgende richtlijn.
1 Starten
met 2 x 1,5 mg rivastigmine.
2 Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 1 x 1,5 en 1 x 3 mg rivastigmine daags
3 Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 2 x 3 mg rivastigmine daags
4
Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 1 x 3 en 1 x 4,5 mg rivastigmine daags
5 Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 2 x 4,5 mg rivastigmine daags
6 Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 1 x 4,5 en 1 x 6 mg rivastigmine daags
7 Beoordelen
bijwerkingen na 14 dagen. Indien afwezig, 2 x 6 mg rivastigmine daags
Indien bij een stap bijwerkingen optreden
(meestal misselijkheid) terug gaan naar de vorige dosering en na 14 dagen
opnieuw ophogen. Als bijwerkingen dan opnieuw optreden, terug gaan naar vorige
niveau. Als dat 2 x 3 mg rivastigmine
of minder is, is voortzetting van behandeling met rivastigmine niet zinvol.
Na 3 maanden en na 6 maanden resultaat
beoordelen aan de hand van dezelfde instrumenten als gebruikt bij de nulmeting.
Zie voor de stopcriteria het CVZ-protocol.
Bij matige of ernstige
dementie kan overwogen worden memantine
in te zetten. Binnen het circuit NW Overijssel is hier nog geen ervaring mee
opgedaan.
Synoniemenlijst
In dit formularium worden conform het
voorgestane voorschrijfbeleid steeds de stofnamen gebruikt. Voor sommigen is
een synoniemenlijst toch handig.
stofnaam merknaam
alprazolam Xanax
amitriptyline Tryptizol
buspiron Buspar
carbamazepine Tegretol
citalopram Cipramil
clomipramine Anafranil
clozapine Leponex
fluoxetine Prozac
fluvoxamine Fevarin
haloperidol Haldol
lithium Camcolit,
Priadel
lamotrigine Lamictal
lormetazepam Noctamid
memantine Ebixa
mirtazapine Remeron
nortriptyline Nortrilen
paroxetine Seroxat
oxazepam Seresta
pipamperon Dipiperon
quetiapine Seroquel
risperidon Risperdal
rivastigmine Exelon
temazepam Normison
tranylcypromine Parnate
trazodon Trazolan
valproinezuur Depakine
venlafaxine Efexor
zolpidem Stilnort
merknaam stofnaam
Anafranil clomipramine
Buspar buspiron
Camcolit lithiumcarbonaat
Cipramil citalopram
Depakine valprionezuur
Dipiperon pipamperon
Ebixa memantine
Efexor venlafaxine
Exelon rivastigmine
Fevarin fluvoxamine
Lamectal lamotrigine
Haldol haloperidol
Leponex clozapine
Noctamid lormetazepam
Normison temazepam
Nortrilen nortriptyline
Parnate tranylcypromine
Priadel lithiumcarbonaat
Prozac fluoxetine
Remeron mirtazapine
Risperdal risperidon
Seresta oxazepam
Seroquel quetiapine
Seroxat paroxetine
Stilnort zolpidem
Trazolan trazodon
Xanax alprazolam
Zyprexa olanzapine